Het Nederlands onderwijssysteem een van de beste schoolsystemen, en tegelijkertijd zijn scholieren “nergens ter wereld zo ongedisciplineerd, onverschillig en ongemotiveerd als in Nederland” (Volkskrant, 26 mei 2016). Het is een opvallend resultaat van een kwaliteitsonderzoek naar het Nederlands onderwijssysteem, uitgevoerd door OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Wat een bijzondere paradox! Immers, hoe kan een schoolsysteem goed zijn, als het leerlingen niet motiveert en aanzet tot leren en presteren?
Het schoolsysteem kenmerkt zich positief, aldus de OESO, door de hoge mate van beheersing van wiskunde, natuurwetenschappen en taal; het relatief hoge aantal hoogopgeleiden en het relatief lang blijven opleiden van de mensen die wat moeilijker leren . De onverschilligheid en het motivatiegebrek zijn te wijten aan te weinig uitdagingen die leerlingen geboden worden. Het schoolsysteem is (te) veel ingericht op de gemiddelde leerling. De beter presterende leerling haakt af. Bovendien kent het systeem een straffen in plaats van belonen. ” Het Nederlands onderwijsbestel staat volgens de OESO meer in het teken van bestraffen dan van belonen. Wie slecht presteert, blijft zitten of daalt af van vwo naar havo. Wie goed presteert, wordt daarvoor niet beloond. Nederland miskent daarmee, aldus de OESO, dat positieve prikkels effectiever zijn dan negatieve.” (Volkskrant, 26 mei 2016).
Het voornaamste probleem is dat ons systeem te weinig rekening houdt met verschillen tussen leerlingen zegt ook Minister van OCW, Jet Bussemaker. Persoonlijk maatwerk en talentontwikkeling zijn de aangewezen oplossingsrichtingen.
In een literatuurstudie, uitgevoerd door de onderzoekers van het kenniscentrum “TechYourFuture”, wordt onderscheid gemaakt tussen een exclusieve en een inclusieve benadering van talentontwikkeling. De eerste benadering gaat uit van talentontwikkeling voor een selecte groep van high potentials. De tweede benadering gaat uit van de aanname dat iedere leerling zijn of haar eigen talent heeft en gelijke kansen verdient in verdere talentontwikkeling. Het ministerie van Onderwijs hanteert in haar beleid de inclusieve benadering. Uit het OESO onderzoek blijkt nu dus dat dit beleid nog maar moeizaam wordt gerealiseerd.
Hoe kan wel rekening worden gehouden met individuele talenten en verschillen tussen leerlingen? Uit het onderzoek blijkt dat dit afstemming vraagt van het onderwijssysteem op verschillende niveaus: op micro, meso en macro niveau.
- Op microniveau horen leerlingen te worden uitgedaagd, geprikkeld, nieuwsgierig gemaakt. Ze moeten inzet en doorzettingsvermogen tonen.
- Op mesoniveau is het belangrijk dat studenten keuzemogelijkheden krijgen in het onderwijsprogramma. Dit kan zijn op leerinhouden, op inzet van leer- en onderwijsvormen en op leertempo (versnellen bijvoorbeeld).
- Op macroniveau is het van belang leerlingen haalbare doorstroommogelijkheden te bieden in het vervolgonderwijs.
Toptraject is zo’n ambitieus project dat beoogt getalenteerde en gemotiveerde vmbo’ers beter voor te bereiden op een succesvolle schoolcarrière bij Saxion. Een route die loopt via een uitdagende mbo-niveau 4-opleiding van het ROC van Twente, in plaats van via de havo.